Trouw: Wat is er over van het Molukse ideaal?
- Geronimo Matulessy
- jun, 10, 2017
- Articles
- No Comments
Publicatie: 7 juni 2017, De Verdieping – Trouw
Foto’s en tekst door Geronimo Matulessy
Zondag is het 40 jaar geleden dat de Nederlandse overheid een eind maakte aan de Molukse, politiek getinte, treinkaping bij De Punt. Hoe kijken jonge Molukse Nederlanders nu naar hun identiteit en het vrijheidsideaal?
Vanuit het kerkgebouw aan de rand van de Molukse wijk in Assen klinken kerkliederen, in de deuropeningen van de pastelkleurige rijtjeshuizen staan bewoners met elkaar te praten. In deze buurt vind je geen Nederlanders, behalve als ze getrouwd zijn met een Molukse partner.
Dit soort wijken werden voor Molukkers gebouwd toen duidelijk werd dat hun tijdelijke verblijf in Nederland definitief zou zijn. Op veel plekken verandert de samenstelling van de oorspronkelijk ongeveer zestig wijken. Zo is er bijvoorbeeld in Vaassen geen stichting en wijkraad meer actief, daar wonen inmiddels autochtone Nederlanders en Molukkers in één wijk. Maar hier in Assen, en ook in Moordrecht en Capelle aan den IJssel eist de Molukse gemeenschap dat hun wijk ook écht Moluks blijft.
Middenin de Assense wijk woont Chayah Hehanussa (24) in zijn ouderlijk huis. In de woonkamer springt de grote Molukse vlag in het oog. Chayah wijst naar de foto op het dressoir: “Dat is mijn opa.” Een voormalig Knil-militair poseert in dienstuniform. Voor de familie Hehanussa symboliseert hij trots en onverzettelijkheid.
Justus Veenman, emeritus-hoogleraar economische sociologie in Rotterdam, deed tussen 1978 en 2000 veelvuldig onderzoek naar Molukkers in Nederland. Volgens hem fungeren Molukse wijken als vangnet voor de vele laagopgeleiden en werklozen. Het is een netwerk dat er naar zijn zeggen toe doet, omdat men elkaar helpt. “Een Molukker uit de wijk ontleent zijn identiteit aan de plek waar hij vandaan komt. Uit internationaal onderzoek is gebleken dat een sterke identiteitsvorming belangrijk is voor de integratie.”
Nadeel is dat de contacten sterk gericht zijn op de eigen gemeenschap, zegt Veenman. Dat beïnvloedt de integratie: “Hun studiekeuze hangt af van hun vrienden en vriendinnen. Met de gedachte: ‘We blijven altijd bij elkaar.’ Dat is een groot probleem.”
Dat wil niet zeggen dat Molukkers in de wijk niet integreren, want ze hebben werk, volgen een opleiding of sporten met Nederlanders. Anderzijds zijn er ook Molukkers die opgaan in de Nederlandse samenleving en een woning buiten de wijk vinden. Er is een stijgende lijn in het vormen van gemengde huwelijken.
Volgens Fridus Steijlen, antropoloog en wetenschappelijk onderzoeker bij het Koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde in Leiden, hebben de Molukkers van de eerste en tweede generatie lange tijd gedacht dat zij terug zouden keren naar de Molukken. Dat zorgde voor een achterstand op de arbeidsmarkt en onderwijs. “De integratie is pas vanaf 1980 begonnen.”
Veenman en Steijlen zijn het eens: de kans dat de gewelddadige excessen van de jaren ’70 weer opdoemen is niet reëel. Tegenwoordig heeft het Molukse vrijheidsideaal een symbolische waarde, maar past het wel in een politieke identiteit. De gewelddadige acties van toen pasten meer in die tijdgeest. Steijlen: “De tweede generatie verdiepte zich in de koloniale geschiedenis en zagen dat ze waren belazerd door de overheid. In die tijd had je bijvoorbeeld de PLO, Eta en de Ira. De jongeren identificeerden zich daarmee.”
Er vindt nu een verschuiving plaats: de mensenrechtensituatie in Indonesië valt ook onder de aandacht bij de derde en vierde generatie Molukkers. In de zoektocht naar hun identiteit wordt ook de nadruk gelegd op culturele aspecten, recht op zelfbeschikking en verbetering van de leefomstandigheden van de inwoners op de Molukken.
Zodra het avondeten klaar is komt tante Loes, de moeder van Chayah, uit de keuken naar de woonkamer. Ze heeft een duidelijke boodschap: “Het is belangrijk dat de strijd door de jeugd wordt overgenomen. Molukkers mogen nooit vergeten waar ze vandaan komen.”
Spreadsheet Spreadsheet
Chayah Hehanussa (24, Assen)
In het leven van Chayah Hehanussa staat het streven naar een onafhankelijke, vrije Molukse staat centraal. Vroeger liep zijn moeder voorop tijdens de heftige demonstraties tegen de Nederlandse overheid, nu heeft de geboren Assenaar het stokje overgenomen.
“Toen mijn opa’s en oma’s naar Nederland kwamen heeft de Nederlandse staat ons ‘genaaid’. We zouden maar tijdelijk blijven en ons eigen land krijgen. Dat de meeste Nederlanders onze geschiedenis niet kennen maakt me nog steeds kwaad. Op school riepen ze weleens: ‘Ga naar je eigen land!’
De treinkapers hebben die acties uitgevoerd omdat ze niet werden gehoord. De overheid heeft ons in de steek gelaten en onze ouders en grootouders in voormalige concentratiekampen geplaatst. Ik zou mijn leven geven voor de Molukse zaak. Want daar strijden we natuurlijk voor. Zoiets als een treinkaping zal niet meer gebeuren omdat de tijden zijn veranderd. Ik help de Republiek der Zuid-Molukken – door maandelijks een bijdrage te storten. Dat zou elke jongere moeten doen. Als we ooit onafhankelijk worden wil ik naar de Molukken verhuizen.
Ik zie mezelf niet in een ‘belanda wijk’, Hollandse buurt, wonen daar kijken ze amper naar elkaar om. Bij ons in de wijk helpen wij elkaar graag als het nodig is, dat zie je bij Nederlanders niet snel gebeuren. Naarmate ik ouder word zoek ik steeds meer mijn eigen volk op, omdat het fijner is om Maleis te praten en de jongens in de wijk begrijpen mij beter. Later wil ik sowieso een volbloed Molukse vriendin. Je ziet nu veel halfbloedjes rondlopen, niet dat het erg is, maar ik zou dat niet willen.
In deze wijk hebben Molukkers voorrang om de huizen te bewonen. Stel je voor dat wij uit ons huis moeten vertrekken, en er komen Nederlanders in en geen Molukkers, dan wordt het chaos. Net zoals in Hoogeveen, waar ruiten in werden gegooid van nieuwe bewoners.
Wij hebben de jongerengroep ‘Van ver gekomen’ opgericht en op die manier proberen we onze geschiedenis en cultuur over te dragen aan de nieuwe generaties. Het is mijn angst dat ons vrijheidsideaal verwatert doordat leeftijdsgenoten meer bezig zijn met andere dingen: ze lopen wel met de Molukse vlag maar zetten zich niet in voor de strijd. Ik vind het belangrijk dat we één volk blijven en onze identiteit niet kwijtraken. We moeten niet vergeten waarom we hier zijn.”
Jeftha Pattikawa (40, Amsterdam)
Jeftha Pattikawa groeide op in het Gelderse Vaassen. Van dichtbij maakte hij mee hoe het is om op te groeien in een gesegregeerde samenleving, gescheiden van de Nederlandse bevolking. Hij is modeontwerper en documentairemaker, waarbij zijn aandacht uitgaat naar de Molukse geschiedenis en cultuur.
“Toen ik vier jaar was zag ik dat een Nederlandse man door de wijk fietste, ik vond het vreemd. Dat deed je niet, het was een ongeschreven regel. Als kind waande je jezelf, in de Molukse wijk, in een ‘ander’ land. De geuren die uit de keukens kwamen waren anders. De omgangsvormen ook, want Molukkers vinden hun familie belangrijk en staan voor elkaar klaar. Ik had alleen Molukse vriendjes. Tot je de televisie aandeed: dan zag je ‘De Fabeltjeskrant’, ging je naar school en kwam Sinterklaas langs. Ik heb een Nederlandse partner en vertrok op mijn negentiende voor mijn studie naar Amsterdam. Zo vloeiden twee verschillende culturen in elkaar over.
Met een vrije Molukse staat ben ik niet echt bezig. Ik ben meer betrokken bij de algehele mensenrechten, racisme of vrouwenrechten. Vanaf mijn zevende woonde ik bij mijn oma, omdat mijn ouders drugsverslaafd waren. Ik had geluk dat mijn oma de pijn van de Molukse strijd niet op de familie heeft overgebracht. Ondanks dat zeven van haar elf kinderen verslaafd waren, en ze haar man op jonge leeftijd verloor, kreeg dat verdriet geen plek in het gezin.
Ik voel me gefrustreerd omdat de media een vast discours volgen: als er over Molukkers wordt gesproken gaat het altijd over radicalisering of treinkapingen. Ik kan me door die generalisaties indenken hoe bijvoorbeeld een Marokkaan of moslim zich voelt. Dat is pijnlijk en moeilijk. Maar die frustraties motiveren mij om in mijn documentaires nieuwe verhalen te vertellen. Onze geschiedenis begint niet in 1951, bij de aankomst van de boten in Rotterdam, maar in 1609 toen de Nederlanders op de Molukken aankwamen.
Doordat ik in de Molukse wijk opgroeide zag ik wat segregatie met een gemeenschap kan doen. Molukkers hebben hierdoor economische achterstanden opgelopen. Als ik met musea in gesprek ga vertel ik dat het verhaal ook vanuit de Molukse kant verteld moet worden. Molukkers en Nederlanders hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. Zo zat mijn oma in de tijd van de Nederlandse kolonisatie op een Nederlandse school. Het is voor ons geen vreemde cultuur.”
Joenoes Polnaija (27, Rotterdam)
Op jonge leeftijd wordt Joenoes Polnaija geconfronteerd met het Molukse vrijheidsideaal. Zijn vader was in 1977 betrokken bij de gijzeling van een basisschool in Bovensmilde. Joenoes koos anders: als theatermaker gelooft hij in een leven zonder geweld.
“Op mijn achtste zijn we vanuit Assen naar de Molukse wijk in Tiel verhuisd. Daar groeide ik op tussen Molukkers, Marokkanen, Turken en Nederlanders. Niet een standaardwijk waar alleen Molukkers wonen.
We hadden in die tijd al een voorsprong op de rest van Nederland: wij waren écht multicultureel. Er waren zelfs Marokkanen die Maleis spraken en een van mijn goede vrienden is een Nederlander. Dat was een mooie en leerzame tijd.
Als mijn zoon ouder is wil ik hem muzikaal opvoeden. Die creativiteit is typisch Moluks. Ik ben ook bezig om de oorspronkelijke oertaal van mijn voorouderen te leren, omdat deze taal mij dichter bij mijn gevoel brengt.
Het christelijke geloof is ook belangrijk voor me, ik word emotioneel als ik hierover praat. Laat ik het zo zeggen: ik deed ‘domme dingen’ en het geloof heeft me op het juiste pad gebracht.
In mijn opvoeding ben ik erg vrijgelaten door mijn ouders. Ze hebben benadrukt dat ik respect voor ouderen moet hebben. Thuis spraken we niet over politiek of het plegen van gewelddadige acties. Mijn vader zag dat geweld een liefdeloze oplossing was.
Ik snap de negatieve reacties – over de treinkapingen en gijzelingen in de jaren ’70 – van de meeste Nederlanders wel. Het is onwetendheid over onze geschiedenis en de gevolgen hiervan. Dat is ooit begonnen toen zij de Molukken eeuwen geleden koloniseerden en niet andersom.
Daarom doe ik tijdens mijn theatervoorstellingen aan cultuuroverdracht, waarin het mijn doel is dat mensen naar elkaars verhalen leren luisteren.
Toen wij, de Molukse jongeren, vorig jaar in Den Haag demonstreerden tegen de Indonesische president Joko Widodo verliep dat zonder incidenten. We hebben laten zien dat we zonder geweld onze boodschap kunnen overbrengen en samen kunnen werken, op dat gevoel teer ik nog steeds.
Of de Molukken ooit onafhankelijk worden, weet ik niet. Nu richt ik me op de mensenrechten die door Indonesië op de Molukken worden geschonden en niet op het politieke verhaal.”
(c) Geronimo Matulessy (c) Geronimo Matulessy (c) Geronimo Matulessy