Site Overlay

NRC: Dekoloniseer het Molukse verhaal van trots en verraad

Publicatie: 28 oktober 2020, NRC
Tekst: Geronimo Matulessy

Koloniaal verleden Helaas worden de verhalen van Molukkers vaak vergeten, omdat ‘we’ behalve onderdrukten zelf onderdrukker waren. Tijd voor heroriëntatie van het morele kompas, zegt Geronimo Matulessy.

Met de recente boekpresentatie en het symposium over het wetenschappelijke onderzoek ‘De slavernij in Oost en West’ over de rol van het Amsterdamse stadsbestuur tijdens de koloniale overheersing, wordt de postkoloniale discussie opnieuw leven ingeblazen. Daarbij kwam de Raad voor Cultuur deze maand met het advies aan minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) om koloniale roofkunst terug te geven aan herkomstlanden.

Aan de publieke reacties in zowel Nederlandse, Indische en Molukse gemeenschappen valt op te maken dat deze pijnlijke geschiedenis de kenmerken heeft van een wond die nooit geneest . Probleem is dat steeds dezelfde stemmen de boventoon voeren en een helder Molukse narratief ontbreekt.

De uitkomsten van het onderzoek onderstrepen nogmaals het onderdrukkende apparaat van De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) waarin slavernij was genormaliseerd en gecodificeerd. Door een diversiteit aan experts, bestaande uit drie generaties, wit, zwart, en diverse genders uit binnen- en buitenland, die als redacteuren elk een hoofdstuk hebben geschreven, is er een compleet beeld geschetst over de structuren die destijds de norm waren. Zaligmakend is het onderzoek ook niet, want ook hier is slechts een fractie te lezen over de Molukse geschiedenis en ook daarover valt te twisten.

Brandende kampongs
Het promotieonderzoek De brandende kampongs van Generaal Spoor van Rémy Limpach, beschreef in 2016 ook minutieus de oorlogsmisdaden van Nederlandse militairen tijdens de ‘politionele acties’ tussen 1945 en 1950. De Zwitsers-Nederlandse historicus maakte korte metten met het verwrongen zelfbeeld van Nederland en hij kwalificeert veel van het geweld als oorlogsmisdaden.

Voor de Molukse samenleving was dit een belangrijke geschiedkundige openbaring, omdat een hoog percentage van de Molukkers in Nederland familieleden hebben die toen hebben meegestreden met het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Een loyaliteitsconflict is hiermee ontstaan, omdat niemand zijn eigen familie weg wil zetten als oorlogsmisdadiger.

Minder geloofwaardig is het onderzoek door witte historici en instituten zoals het Koninklijk Instituut voor Taal, Land- en Volkenkunde (KITLV), Nederlandse Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), getiteld Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950. Het project doet, gesubsidieerd door de Nederlandse overheid, onderzoek naar de misdaden gepleegd door Nederlandse soldaten in Indonesië. Dat is weinig geloofwaardig omdat deze instituten op voorhand niet heel transparant waren en met name Defensie mogelijk een eigen belang heeft bij de uitkomsten van dit onderzoek.

Daarbij is het niet echt vertrouwenwekkend dat ook de inrichting van deze instituten van oudsher wit is, in zichzelf gekeerd en niet intersectioneel zoals het onderzoek van ‘De slavernij in Oost en West’.

Gebroken belofte
In het Molukse narratief staat de onbetrouwbaarheid van de Nederlandse staat vóór en na 1951 centraal. In dat jaar kwamen de KNIL-militairen en hun gezinnen aan in de Rotterdamse haven. Hun was beloofd dat dit verblijf tijdelijk zou zijn. De belofte werd gebroken. De militairen werden gedwongen gedemobiliseerd. Daarbij is, voor mij als Molukse nazaat met Nederlands bloed, kleinkind van een opa die direct als soldaat van het KNIL heeft gediend, de doorwerking van het verleden wrang. Als student rechtsgeleerdheid weet ik, dat het Nederlandse Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-Indië dik honderd jaar geleden is ontwikkeld om de mensen in de kolonie te onderdrukken. Indonesië heeft dit wetboek na haar onafhankelijkheid in 1945 overgenomen. En nu worden de volkeren in West-Papua en de Molukken onderdrukt op basis van deze antieke bepalingen tegen ‘rebellie’ (makar). Daarbij worden vreedzame demonstranten die een beroep doen op hun zelfbeschikkingsrecht door die wetsartikelen aangeduid als rebellen, zoals Amnesty International vorig jaar oktober schreef.

En dan heb ik het nog niet gehad over het verborgen verdriet in de ogen van mijn opa; ontheemd en bedrogen. Of de oprechte woede van mijn moeder als ze vertelt over de F104 Starfighters die bij de treinkaping bij De Punt (1977) laag over de trein met kapers en gegijzelden heen vlogen. Het merendeel van de Molukkers kennen zo’n opa en zo’n moeder. Dat zijn trauma’s en erfenissen waarvoor rekenschap afgelegd moet worden om als gemeenschap te kunnen helen.

Met excuses of een zak met geld vanuit de Nederlandse politiek zijn de problemen niet plotsklaps verdwenen

Binnen de Molukse gemeenschap is een moeizaam dekolonisatieproces gaande. Van oudsher zijn Molukkers opgevoed in de gedachte dat wij van Nederland een speciale status hadden gekregen in de kolonie. Loyaliteit en trots raakten in conflict met de bittere realiteit van verraad en ballingschap.

Misschien kunnen wij progressie maken door meer verbinding met de zwarte gemeenschap te zoeken, met mensen die de slavernij uit de West als leidraad hebben. Want ‘wij’, de bevolkingsgroepen uit de Oost, hebben in hetzelfde systeem geleefd en kunnen deze overeenkomstige ervaringen met elkaar delen.

Bewustwording en erkenning
Het intern veranderen is een pijnlijk en traag proces, maar de feiten dwingen ons tot nieuwe inzichten. Molukse en Indische platformen zoals ‘Building the Baileo’ en ‘Dekolonisatie Netwerk Nederlands-Indië’ zetten zich in voor deze groepen en thema’s. Zo is het protest in Hoorn tegen het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, 19 juni van dit jaar, symbolisch voor de strijd voor bewustwording, erkenning en gelijkheid die vooral door Molukse en Indische jongeren wordt gedragen. Molukse Nederlanders, gelieerd aan de Zuid-Molukse regering in ballingschap, de Republik Maluku Selatan (RMS), voeren nog steeds een strijd tegen Indonesië. Daarbij is vaak een overlap zichtbaar met jongeren die hun stem laten horen in het postkoloniale debat en de vrijheidsstrijd op de Molukken en West-Papua.

Nederland worstelt al jaren met zijn koloniale verleden en identiteit. Met excuses of een zak met geld vanuit de Nederlandse politiek zijn de problemen niet plotsklaps verdwenen. Er schuilt een soort van paternalisme in. Beter is het te investeren in het geven van de juiste context over de VOC-periode in onder andere het onderwijs en de kunst- en cultuursector. Pluk de vruchten van onze pluriforme samenleving. Maak bij de heroriëntatie van het morele kompas ruimte voor minderheden binnen bestaande instituties.

Helaas worden de verhalen van Molukkers vaak vergeten, omdat ‘we’ onderdeel uitmaakten van het KNIL en daarmee de onderdrukker waren. Maar de geschiedenis is nooit zwart-wit. Om een zuiver beeld te krijgen zijn meerdere perspectieven en invalshoeken nodig.

Voor de Molukse gemeenschap is het zaak om het debat met elkaar te blijven zoeken. We moeten ons losmaken van de postkoloniale, afhankelijke houding. In het reine komen met onze dubbele identiteit van onderdrukkers en onderdrukten.

Tot die tijd moeten we in het huidige populistische klimaat, waarin racisme en discriminatie onze samenleving aantasten, onszelf staande zien te houden en niet opnieuw in de val trappen van verdeel-en-heers tactieken. We hebben gezien waar dat ons heeft gebracht.

Correctie (28-10-2020): In een eerdere versie stond dat F-16’s over de gekaapte trein bij De Punt vlogen. Dit is onjuist en is hierboven aangepast in F104 Starfighters.